Jongeren in dak- en thuisloosheid: hun verhalen als bron van kennis

Jongeren in dak- en thuisloosheid: hun verhalen als bron van kennis

Over de thesis van Hebe Van Laethem

“Ge weet niet waar ge recht op hebt”: Trajecten van jongeren in dak- en thuisloosheid in Gent (2022)

Promotor(en) Prof. dr. Griet Roets; Begeleider: Sophie Samyn, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

lib.ugent.be
Foto: Hebe Van Laethem
Redactie Hebe Van Laethem; Febe Visart

Vaak verborgen, veerkrachtig en creatief in het omgaan met hun situatie; bijna 350 jongeren tussen 13 en 26 jaar leven in een situatie van dak- en thuisloosheid in Gent. De kennis om een beleid uit te stippelen dat afgestemd is op deze jongeren ontbreekt, dus wordt het tijd dat we eens naar hén luisteren.

Ondanks inspanningen op verschillende beleidsniveaus zijn nog te veel jongeren dak- en thuisloos. Door met hen in gesprek te gaan, verkreeg Hebe Van Laethem meer inzicht in hun complexe situatie. Hun verhalen en ervaringskennis tonen welke omstandigheden dak- en thuisloosheid in de hand werken, van welke hulpbronnen jongeren gebruikmaken, welke drempels ze daarbij ondervinden en welke ambities en dromen ze koesteren.

Jongeren en hun context

Om te begrijpen hoe jongeren in dak- en thuisloosheid terechtkomen, moeten we zowel de leefwereld van jongeren – personal agency- als het systeem waarin ze zich bevinden – de context – begrijpen.

Personal agency slaat op de mogelijkheid van jongeren om betekenis te geven aan hun situatie en op een bepaalde manier te handelen. Waar willen ze wonen? Gebruiken ze alcohol? Welke hulporganisaties willen ze aanspreken en welke niet?

Maar om hun agency echt te begrijpen en alles niet zomaar in de schoenen van het individu te schuiven, is het belangrijk om de context niet uit het oog te verliezen. Aspecten zoals armoede, discriminatie, ontoegankelijke hulpverlening en een verontrustende thuissituatie maken deel uit van deze context en beïnvloeden dus de agency van deze jongeren.

“Ge moet de kans gehad hebben, hé. Als ge de kans niet krijgt… Er is geen andere manier, alles is te duur.” (Jongere met ervaring in dak- en thuisloosheid)

Deze jongere toont met zijn citaat aan dat onder andere armoede er op structureel vlak voor zorgt dat jongeren niet in hun basisbehoeften kunnen voorzien. De context waarin armoede speelt, heeft dan invloed op de manier waarop jongeren handelen. Ze verlaten bijvoorbeeld hun school omdat ze er toch geen toekomst in zien of dealen om rond te komen.

Ook institutionele aspecten, waaronder de structuur van hulporganisaties en toegang tot diensten, maken deel uit van hun context. Hokjesdenken binnen de hulp- en dienstverlening en enorme wachtlijsten zorgen ervoor dat jongeren soms niet worden geholpen. Op deze manier dreigen moeilijke situaties nog meer uit de hand te lopen.

Ten slotte vormen ook relationele aspecten mee de context van jongeren. Relaties met familie, vrienden en de buurt werken soms heel ondersteunend, maar dat is niet altijd het geval. Wanneer het netwerk fragiel is, kan dit mee richting dak- en thuisloosheid sturen.

“Dus dat zijn meestal jongeren die om een of andere reden al geplaatst zijn, die op hun 18 dan buiten komen en daar niet echt een netwerk hebben want ze hebben de hele tijd in een jeugdinstelling gezeten. […] En dat zijn meestal de jongeren die dan een tijdje sofasurfen tot dat op geraakt.” (Jongerenwerker)

Hoe gaan jongeren om met hun situatie?

Jongeren in dak- en thuisloosheid maken gebruik van zowel formele als informele hulpbronnen. Formele hulpbronnen zijn de formeel geïnstalleerde diensten en hulporganisaties waar jongeren gebruik van kunnen maken, zoals het leefloon of de nachtopvang. De informele hulpbronnen omvatten de hulpmiddelen en ondersteuning die jongeren krijgen vanuit het informele netwerk, zoals sofasurfen of geld vragen aan vrienden of familie.

Uit de gesprekken die Van Laethem met hen voerde, blijkt echter dat deze jongeren daarbij heel wat drempels ondervinden. Zo kunnen of willen ze niet altijd bij hun informele netwerk aankloppen om hulp.

Ook gebruik maken van formele hulp- en dienstverlening blijkt geen evidentie door de organisatorische structuur van diensten en organisaties. Vooral de nachtopvang blijkt een echte no-go voor jongeren omwille van het vele druggebruik, diefstal en het steeds moeten inbellen voor een slaapplaats.

“Ik heb echt gasten die liever in de winter onder een brug slapen dan in de nachtopvang hé.” (Jongerenwerker)

Daarnaast zorgt het gebrek aan (toegankelijke) informatie ervoor dat jongeren hun weg niet vinden binnen de ingewikkelde structuur van hulp- en dienstverlening en dat ze niet weten van welke formele hulpbronnen ze allemaal gebruik kunnen maken.

“Ge weet niet waar ge recht op hebt.” (Jongere met ervaring in dak- en thuisloosheid)

Jongeren botsen niet alleen op het onoverzichtelijke hulpverleningslandschap, maar ook op moeilijke woorden of juridisch taalgebruik in documenten. Dit zorgt ervoor dat ze hun rechten mislopen.

“Niet gezeverd, er is eens een jongere naar mij gekomen met een brief van justitie en zelfs ik wist niet of de uitspraak positief of negatief was.” (Jongerenwerker)

Omdat hulpbronnen hierdoor soms zo ontoegankelijk zijn, gaan jongeren hun eigen hulpbronnen en copingmechanismen creëren om te kunnen omgaan met hun situatie. Ze wenden zich bijvoorbeeld tot openbare faciliteiten en vullen die op een andere manier in dan waarvoor ze oorspronkelijk zijn bedoeld, zoals de fontein in het park gebruiken om zich op te frissen.

Soms worden jongeren zelfs genoodzaakt zich schuldig te maken aan onwettige praktijken, zoals dealen of stelen. Maar bekeken vanuit een mensenrechtenperspectief kunnen we wel begrijpen waarom ze op deze manier handelen, aangezien ze zichzelf anders niet in hun basisbehoeften kunnen voorzien.

Ambities en toekomstdromen

Ondanks hun moeilijke situatie blijven jongeren met ervaring in dak- en thuisloosheid dromen over de toekomst. Hun persoonlijke toekomstdromen gaan onder andere over het vinden van een woning, het volgen van een opleiding, het vinden van een gepaste job en het herstellen van de dakloze periode en de trauma’s die ermee gepaard gaan.

Maar hun ambities reiken verder dan dat. Hun ervaringen geven hun de kennis om na te denken over betere ondersteuning en een beleid dat afgestemd is op jongeren.

“Ik wil gewoon dat het verandert voor de jongeren.” (Jongere met ervaring in dak- en thuisloosheid)

Vooral de vraag naar meer en betere opvang of woonvormen kwam naar boven tijdens de gesprekken. We hebben meer opvanginitiatieven nodig die focussen op jongeren en hun noden, gekoppeld aan ondersteuning. Een structurele woonoplossing is enkel mogelijk als we meer investeren in sociale woningen om de slechte staat ervan en de lange wachtlijsten aan te pakken.

Daarnaast is er vraag naar toegankelijkere en meer financiële ondersteuning. Een basisinkomen voor iedereen kan meer zekerheid bieden.

“Dan hebt ge de zekerheid van ‘ik ga niet doodgaan, ik ga niet sterven van armoede’.” (Jongere met ervaring in dak- en thuisloosheid)

Geen sterk beleid zonder ervaringskennis

Deze jongeren hebben waardevolle kennis over de aspecten die dak- en thuisloosheid in de hand werken, over waardevolle hulpbronnen en over maatschappelijke ambities voor de toekomst. Als we hen nu ook een stem geven in het debat, komen naast nieuwe drempels ook mogelijkheden naar boven om beleid en ondersteuning anders in te richten.

Hun ervaringskennis is niet zomaar een mooie aanvulling, maar net cruciaal voor een sterk beleid afgestemd op jongeren. Laten we dan ook écht naar hen luisteren.

 

Over Hebe Van Laethem

Een ruime vijf jaar geleden begon ik aan mijn opleiding pedagogische wetenschappen, waarna ik voor de afstudeerrichting sociaal werk koos. Dit omdat ik vooral geïnteresseerd ben in de grote maatschappelijke structuren die mensenlevens, en vooral die van mensen in kwetsbare posities, beïnvloeden. Mijn motivatie voor de opleiding zat altijd in het zoeken naar een duurzame en rechtvaardige samenleving voor iedereen.

Momenteel ben ik aan de slag bij de Stadsacademie om via sociaal-ruimtelijk onderzoek sociale kwesties binnen de Bloemekenswijk in kaart te brengen als voorbereidend werk om een duurzaam stadsbeleid te kunnen ontwikkelen.