Kunnen cijfers ons overtuigen om meer te recupereren?

Kunnen cijfers ons overtuigen om meer te recupereren?

Over de thesis van Zoé De Muynck

Het belang van de eindelevensduur van een gebouw: beschikbare methodes en hun invloed op de milieuscore (2021)

Promotor(en) Prof. dr. ir. arch. Marijke Steeman & Prof. dr. Nele De Belie, Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur

lib.ugent.be
Foto: MabelAmber via Pixabay
Redactie Zoé De Muynck; Febe Visart

Voortdurend worden we geconfronteerd met de klimaatsverandering en haar gevolgen. Niet enkel in ons dagelijkse leven is er nood aan een omwenteling; ook de bouwsector moet een switch maken richting duurzaamheid. Doordat materialen schaarser worden, wint het einde van het bouwproces aan belang. Kunnen we de focus op recuperatie, recyclage en/of hergebruik vergroten als er een eenduidige manier is om dit in rekening te brengen?

Het einde is een mogelijk nieuw begin

Een gebouw, materiaal of product doorloopt een hele levenscyclus: van ontginning van het materiaal tot productie, bouw en gebruik. Het liefst verloopt dit zo optimaal en duurzaam mogelijk. In de bouwsector uit zich dit onder andere in geoptimaliseerde en milieuvriendelijke productieprocessen, gebouwen luchtdicht maken of optimaal verwarmen.

Al deze voorbeelden hebben betrekking op het productieproces en de gebruiksfase binnen de levensloop van een gebouw. Er bestaan echter nog andere fases, waaronder diegene die zich helemaal op het einde afspeelt: de eindelevensduurfase. Deze heeft als centrale vraag: wat gebeurt er als het materiaal op zijn einde is?

Misschien denk je als antwoord aan ‘het materiaal storten’. Nochtans is dit niet de beste keuze. Als je vandaag de dag rondwandelt, zie je bijna niets anders dan gebouwen. Dit zijn allemaal materialen die we kunnen recupereren, recycleren en/of hergebruiken. Het einde van de cyclus van het ene materiaal vormt het begin van een andere.

Cijfers: waardevol of verwarrend?

Om tijdens de verschillende fases van een gebouw duurzame beslissingen te maken – in de mate van het mogelijke – kunnen we onze keuze ondersteunen door alle processen en aannames om te zetten in een milieuscore die de impact van het materiaal of gebouw op het milieu weergeeft. Zo kunnen we de volledige cyclus in rekening brengen. Velen tellen helaas vaak de laatste fase van het recupereren, recycleren of hergebruiken niet mee.

Eén van de redenen is dat we genoeg data nodig hebben om het volledige verloop om te zetten in cijfers. Aan het begin van het ontwerpproces kunnen we ons bijvoorbeeld makkelijk uitspreken over hoe we het ontwerp gaan gebruiken, maar vooraf bepalen wat er achteraf met het materiaal zal gebeuren, is niet evident.

3 personen met helm lezen samen een bouwplan
Foto: borevina via Pixabay

Als het toch lukt om dit allemaal te kwantificeren, duikt er nog een moeilijkheid op. Dit leggen we even uit aan de hand van een voorbeeld.

Ondertussen weet je dat we een oud materiaal kunnen benutten in een nieuw proces. Zo kunnen we bakstenen verpulveren, maar het gruis hergebruiken in betonproductie. Hoe kunnen we hier nu een cijfer opplakken? Het gruis hergebruiken heeft een positief effect op het milieu. Nu blijft de vraag of we dit positief cijfer mogen aftrekken van de milieulast van de baksteenproductie of als een positief punt mee doorschuiven naar de betonproductie.

Een juist of fout antwoord is er niet. Zoé De Muynck concludeerde dat het vooral een warrige, grijze zone is. Ze ontdekte een hele scope aan eisen, normen en methodes om het effect van recuperatie, recyclage en hergebruik te kwantificeren. Een wirwar aan regeltjes en normen met telkens hele kleine verschillen. Hierdoor is het heel begrijpelijk dat onderzoekers deze fase nog vaak verwaarlozen.

Help, hoe het overzicht bewaren?

Duidelijkere en meer transparante informatie over hoe we moeten omgaan met verschillende materialen op het einde van hun leven kan een wereld van verschil maken; we zouden één ‘ultieme’ methode kunnen aandragen, een doordachte keuze kunnen maken in de eerste stadia van het ontwerpproces, meer vooruit kunnen denken en zo meer aandacht besteden aan de materialen en bovendien de verschillende milieuscores onderling veel makkelijker kunnen vergelijken.

Utopie? De Muynck groef zich een weg doorheen alle opeengestapelde regeltjes en analyseerde de vier meest voorkomende methodes in de bouwsector: de PAS 2050, ISO/TS 14067, PEF en ReaPro-methode. Elk maken ze een andere assumptie of leggen ze een andere focus. Dit kan gaan over de eenheid waarin ze de milieuscore uitdrukken of over bepaalde processen die ze er wel of niet in opnemen.

Om alles te kunnen weergeven in specifieke cijfers, paste ze haar bevindingen toe op een casestudy, namelijk beton. Dit is immers een veelgebruikt materiaal, waardoor er voldoende informatie voor handen is. Bij andere materialen kan het gebrek aan data een groot obstakel vormen, waardoor ze dan ook pleit voor het uitbreiden van deze databases. Haar eigen onderzoek voerde ze uit met behulp van de simulatiesoftware SimaPro.

bouwvakker verplaatst betonblokken
Foto: bepart64 via Pixabay

Welke methode is nu de beste om tot de meest optimale milieuscore te komen? Academici vermelden dit nergens. Daardoor hangt dit grotendeels af van de subjectieve interpretatie van de persoon die de analyse uitvoert. Eenduidigheid is nodig.

In een poging dit te realiseren, toetste De Muynck deze methodes aan een aantal criteria waaraan volgens haar de meest optimale methode moet voldoen. Enkele voorbeelden zijn het in rekening brengen van de hoeveelheid gerecycleerd materiaal, kwantificeren hoeveel er wordt geproduceerd of nagaan of alle fases van de volledige levensloop van een materiaal wel in acht worden genomen.

Uiteindelijk blijkt de PEF, Product environmental footprint-methode, aan de meeste criteria te voldoen.

Weten is niet genoeg

Dit masterproefonderzoek vergroot de focus op de eindelevensduurfase en kan tegelijk een tool zijn om mensen hierin wegwijs te maken. Op die manier kan het de aanzet geven tot meer transparantie binnen de bouwsector, want zoals Goethe het ooit stelde: “weten is niet genoeg; we moeten het toepassen.”

De Europese commissie is reeds van start gegaan om de PEF te introduceren en zo een bredere en geharmoniseerde multicriteria-methode te ontwikkelen. Toekomstig onderzoek kan de impact van andere recycleerbare materialen nagaan om de toepasbaarheid en accuraatheid van bestaande methodes te testen.

Volgens De Muynck is het overbodig om compleet nieuwe methodes te ontwikkelen. Beter kunnen we inzichten verwerven in diegene die er al zijn en daartussen op zoek gaan naar samenhang en transparantie. Kortom, op zoek gaan naar cijfers die ons allen overtuigen om duurzamer te bouwen.

 

Over Zoé De Muynck

Ik ben Zoé De Muynck, een studente van 24 jaar. Vorig jaar ben ik afgestudeerd als burgerlijk ingenieur architect binnen de afstudeerrichting ‘Architectuurontwerp & bouwtechniek’. Na het afronden van deze studie wou ik graag mijn waaier aan kennis nog wat uitbreiden. Hierdoor volg ik nog een aantal keuzevakken aan de UGent. Deze gaan van marketing tot kunst, wat voor mij een interessante aanvulling is op mijn reeds gevolgde curriculum.

Wat de toekomst brengt, is nog een vraagteken. Mijn interesseveld is de afgelopen jaren alleen maar verbreed waardoor ik overal nog eens van wil proeven. Waar ik ook terechtkom, ik hoop dat ik iets kan betekenen; Dat ik trots kan zijn op wat ik doe en dat ik ook iets terug kan doen voor anderen. Als ik later in de architectuurwereld terechtkom, dan hoop ik dat ik met trots kan terugkijken op dit onderzoek. Duurzame renovatie is iets wat me altijd al heel erg heeft geïnteresseerd en wat ik niet zomaar wil loslaten.

Na een jaar te werken rond dit thema, merk ik dat er nog altijd veel te ontdekken valt. Ik hoop vooral dat mijn onderzoek een leidraad kan zijn voor diegene die zich waagt aan het betreden van de complexe wereld van de eindelevensduurfase.