
Om het klimaatvraagstuk op te lossen, kijken onderzoekers en beleidsmakers vaak in de richting van technologie. Technologische verbeteringen moeten ons helpen om efficiënter gebruik te maken van natuurlijke grondstoffen, om zo onze uitstoot en waterverbruik te verminderen. Maar is dit genoeg? Deze grondstoffen zijn immers niet eindeloos; er zijn grenzen aan onze planeet.
Sufficiëntiestrategieën zorgen ervoor dat we die grenzen respecteren. Een voorbeeld is arbeidsduurvermindering. Moeten we binnenkort minder gaan werken om onze planeet te redden?
Ons veranderende klimaat is een van de meest besproken actuele gebeurtenissen, en met reden. Naarmate het klimaat opwarmt, ontvouwt zich over de hele wereld een nieuw patroon van frequentere en intensere weersverschijnselen. In sommige regio’s komen extreme weersomstandigheden en overstromingen steeds vaker voor, terwijl andere vaker met extreme hitte en droogte te kampen hebben.
De grootste factor die de klimaatcrisis verergert is de opwarming van de aarde als gevolg van de stijgende CO2-uitstoot. Als deze niet spoedig wordt gekeerd, zullen milieuproblemen blijven opduiken en gaandeweg verergeren en zouden we zelf wel eens in een situatie kunnen terechtkomen waarin het enige wat ons rest is om ons zo goed mogelijk voor te bereiden op extreem weer.
Om dit te vermijden is het des te dringender dat in de komende jaren aandacht wordt besteed aan het klimaatvraagstuk en de vermindering van de CO2-uitstoot ten gevolge van menselijke activiteiten.
Duurzaamheidstrategieën en de IPAT-formule
Om de weg naar een duurzamere wereld te vinden is het van belang te weten wat de oorzaken van milieueffecten zijn. De zogenaamde IPAT-formule van Paul Ehrlich kan hiervoor een nuttig hulpmiddel zijn. Deze formule geeft de milieu-impact (I) weer als functie van bevolking (P, population), welvaart (A, affluence) en technologie (T), i.e. I = P × A × T, en biedt ons aldus een eenvoudige formule om de milieuproblematiek te bekijken.
Om milieuproblemen op te lossen en tegelijkertijd de levenskwaliteit van de mensen te maximaliseren, zonder ecologische grenzen te overschrijden, is het belangrijk te streven naar technologische efficiëntie. Zogenaamde efficiëntiestrategieën, waarbij bedrijven en huishoudens door technologische verbeteringen efficiënter gebruik maken natuurlijke hulpbronnen, kunnen de uitstoot van broeikasgassen en andere verontreinigende stoffen, alsook het waterverbruik terugdringen.
Technologische verandering alleen zal echter niet volstaan om tot duurzame consumptiepatronen te komen. Het is noodzakelijk om naast technologie (T) ook de andere twee factoren van de bekende IPAT-vergelijking te bekijken: de bevolking (P) en haar welvaartsniveau (A).
Onze bevolking groeit gestaag, net als ons verlangen om te consumeren. Mensen willen steeds meer, terwijl de planeet grenzen heeft. Ze kan zich herstellen en nieuwe hulpbronnen produceren, maar zodra een bepaald omslagpunt is bereikt zijn de hulpbronnen onherroepelijk verdwenen. Efficiëntiestrategieën hebben daarom de “sufficiëntiestrategie” nodig aan hun zijde.
Sufficiëntiestrategie: arbeidsduurvermindering
De sufficiëntiestrategie probeert de levenskwaliteit van de mens te maximaliseren zonder de ecologische grenzen te overschrijden. Het gaat erom niet meer uit het milieu halen dan het kan dragen, en niet meer in onze economie opnemen dan nodig, en dit zonder in te boeten aan levenskwaliteit.
Deze sufficiëntiestrategie is nodig naast technologie, niet in plaats daarvan. Het is belangrijk te erkennen dat een vraag naar toereikendheid er niet een is tegen technologie, maar dat beide strategieën van fundamenteel belang zullen zijn als we de klimaatdoelstellingen van Parijs willen halen.
Een specifieke sufficiëntiestrategie die steeds prominenter naar voren wordt geschoven is arbeidsduurvermindering, d.w.z. een vermindering van het aantal uren dat iemand werkt in diens leven. Dit is een terugkerend onderwerp in de wetenschappelijke literatuur dat – terecht – steeds vaker besproken wordt als duurzame strategie. Het zou de druk op het milieu kunnen verminderen naast ook tal van economische en sociale voordelen te hebben.
Vooral in kringen waarin wordt gedebatteerd over economische degrowth is het tegenwoordig gebruikelijk om een kortere werkweek te bepleiten als een sleutelelement in de oplossing voor de ecologisch-economische crisis.
On a budget
Hoe arbeidsduurvermindering kan bijdragen tot een beter milieu, berust op inkomens- en tijdseffecten. Huishoudens hebben inkomens- en tijdsbudgetten en houden met beide rekening bij het nemen van beslissingen over werk en uitgaven.
Laten we eerst kijken naar het effect van het inkomen. Hoe meer uren iemand werkt, hoe meer inkomen er bijgevolg beschikbaar is, en hoe meer die persoon kan consumeren. Dit zorgt voor een groter gebruik van hulpbronnen en energie, en de daaruit voortvloeiende eisen aan de biosfeer. Daarom zou een vermindering van de werktijd beter zijn voor het milieu, zeker wanneer die gepaard gaat met loonverlies.
Het aspect van tijd speelt ook een rol. Wanneer leden in een huishouden veel werken, is er natuurlijk minder tijd voor huishoudelijk werk. Daardoor gaat een groter deel van het inkomen naar tijdbesparende activiteiten en producten, die vaak slechter zijn voor het milieu. Denk maar aan voorverpakte microgolfmaaltijden of een dweilrobot. Wanneer mensen echter minder werken, komt er bv. tijd vrij om zelf te koken, wat het milieu wel ten goede komt.
Arbeidsduurvermindering als milieustrategie
Een aantal onderzoekers hebben de samenhang tussen arbeidstijd en milieueffecten al onderzocht. Bijna elk van hen legt een link tussen arbeidsduurvermindering en een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, het energieverbruik en de ecologische voetafdruk.
Allen suggereren ze dat minder werken duurzamer is door de omvang van de economische activiteit en de milieu-intensiteit van consumptiepatronen te verminderen.
Ondanks dat wetenschappers uit verschillende disciplines een grote belangstelling tonen voor arbeidstijd is het verband tussen arbeidstijd en milieueffecten in de praktijk nog niet vaak onderzocht. Ook al zijn er aanwijzingen dat minder werkuren tot duurzamere consumptiepatronen leiden, is het moeilijk in te schatten wat het effect hiervan op het milieu eigenlijk is.
Daarom onderzocht Vinanda Pype drie hypotheses: is er een (causaal) verband tussen arbeidsduurvermindering en (1) voedingspatronen, (2) gekozen vervoerswijzen (wagen, openbaar vervoer en reizen), en (3) de ecologische voetafdruk van individuen.
Ze besluit dat arbeidsduurvermindering een milieustrategie is met veel potentieel, of anders gesteld dat minder werken kan helpen om de klimaatverandering tegen te gaan en klimaatdoelstellingen te behalen.
Het is echter wel een feit dat arbeidsduurvermindering niet dé wonderoplossing zal zijn voor alle problemen. Ook culturele normen en de omgang met vrijetijdsbesteding en moderne communicatiemiddelen spelen uiteraard een rol. Minder productie en consumptie is één van de belangrijkste middelen om de CO2-uitstoot te verminderen. Samen met een wijziging van de waarden, prioriteiten en consumptiepatronen, kan een kortere werkweek daar ook bij helpen.
Over Vinanda Pype
Zeker is dat er nog veel te onderzoeken valt. Ik verzamelde veel data, waarvan er veel onbenut is gebleven terwijl ze net bijkomende informatie, verbanden en conclusies kunnen opleveren. Daarom stopt mijn onderzoek niet bij deze masterproef en start ik binnenkort met een vervolgstudie.
Het lijk me bijvoorbeeld interessant om naast het verband tussen arbeidstijdverkorting en milieu-effecten ook milieu-attitudes te onderzoeken. Al deze verbanden en conclusies kunnen we voorleggen aan beleidsvoerders, die dit op hun beurt kunnen opnemen in hun plannen. Ik geloof er alvast in dat hieruit veel moois kan volgen.