Waarom staat België er na dertig jaar klimaatbeleid slechter voor dan ooit?
Over de thesis van Jan Delaeter
Transition over transformation. The climate crisis and passive revolution in Belgium. (2021)
Promotor(en) Brecht De Smet, Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen
lib.ugent.be
Ondanks dertig jaar klimaatbeleid waarschuwen wetenschappers dat de situatie er nu slechter voor staat dan voordien. Hoe kan het dat een samenleving er niet in slaagt om op een - zeer letterlijk - existentiële crisis adequaat te reageren? Waarom slaagt België er niet in om diens broeikasgassen te doen dalen in lijn met wat nodig is?
Macht in de geschiedenis van de klimaatcrisis
België is – net als vele andere landen – niet duurzaam in zowat elke denkbare sector: landbouw, transport, industrie, verwarming en verlichting van huisvesting, de bouwsector én goederenproductie; allemaal moeten ze een duurzame transitie ondergaan. Zulke duurzaamheidstransities zijn intussen het onderwerp van ontzettend veel wetenschappelijke publicaties.
Hoewel deze publicaties de impact van tal van factoren op deze transities bestuderen – zoals van technologische innovatie, mentaliteitswijzigingen en consumptiegedrag, overheidsinvesteringen, financieel en economisch beleid – vergeten ze vaak de fundamentele factoren macht, politiek (begrepen in de brede zin van de onderhandelingen over macht) en politieke economie te behandelen of zelfs te overwegen.
Dit is een opvallende lacune gezien bijvoorbeeld de vele openbaringen en schandalen die sinds de jaren ’90 ook onder het bredere publiek bekend raakten. Denk maar aan oliebedrijven die al vroeg wetenschappelijke kennis bezaten over de impact van broeikasgassen of plastiekbedrijven die al snel beseften dat duurzame massaplastiekproductie onmogelijk is. Of denk aan hoe deze en andere industrieën het internationaal en nationaal klimaatbeleid probeerden te manipuleren, maar ook aan de rol die overheden zelf speelden en spelen in het verder mogelijk maken van fossiele projecten.
Als we geen aandacht besteden aan macht, schrijven we de klimaatcrisis al gauw toe aan de mens. We leven dan in het Anthropoceen, het tijdperk dat aanving na enkele menselijke uitvindingen in het midden van de 18e eeuw, waarna samenlevingen industrialiseerden, op fossiele brandstoffen kwamen te staan en daardoor razendsnel groeiden.
Als we macht wel in rekening brengen, zien we echter dat de Industriële Revolutie helemaal niet het gevolg was van technologische of louter economische ontwikkelingen, maar van een enorm machtsproces.
De Industriële Revolutie begon in de Engelse textielsector. Fabrieksproductie vereiste veel arbeiders en die waren pas beschikbaar nadat ze van hun landbouwgrond waren onteigend. Dit was echter nog niet voldoende. Omdat de aankoop van industriële machines heel duur was, moesten ze grondstoffen, zoals katoen, goedkoop kunnen produceren en een voldoende grote markt ter beschikking hebben met geen te grote concurrenten.
De Industriële Revolutie ging pas van start nadat grondstofproductie goedkoop werd door de grootschalige katoenplantages in de Amerika’s (lees: onbetaalde slavernij) en Engeland Indië kon veroveren, waarbij ze als eerste hun grootste concurrent, de lokale textielproductie, manu militari vernietigden.
Macht was niet enkel fundamenteel voor de industrialisering van de textielsector, maar ook voor de verdere verspreiding naar andere sectoren en landen. Dit werd mogelijk door de verovering van zowat de hele wereld – het kolonialisme – aanvankelijk geleid door het Britse Rijk.
Met geweld dus werd de basis gelegd van wat vandaag nog steeds het geval is: een economisch wereldsysteem waarbij grote groepen mensen en grondstoffen in de “periferie” instaan voor grote winsten voor een veel kleinere groep mensen in het “centrum” van het systeem.
Cruciaal voor de klimaatcrisis is dat dit ook een ongelijke energetische of ecologische ruil is: het consumptiepatroon in de kern is vele malen groter en vervuilender dan dat in de periferie. Bovendien is dit grotere consumptiepatroon gestoeld op de onttrekking van grote hoeveelheden energie van de groepen in de periferie met een veel kleiner consumptiepatroon.
In theorie bekwam de gekoloniseerde wereld tussen pakweg 1945 en 1960 haar onafhankelijkheid via een combinatie van verzet en westerse toegevingen. In werkelijkheid versterkte de westerse wereld deze relaties van uitbuiting, extractie en ongelijke energetische ruil, eerder dan ze te ontmantelen. Opnieuw was dit een actief machtsproces.
Nadat in de jaren zeventig de wereldeconomie in crisis raakte, dwongen het door het westen gedomineerde IMF en de Wereldbank zowat elk voormalig gekoloniseerd land dieper in de schulden, om hen daarna te verplichten de fameuze structurele aanpassingsprogramma’s door te voeren.
Kort gesteld moesten deze landen hun primaire sector (zoals grondstoffenextractie) verkopen aan buitenlandse investeerders, hun duurzame lokale landbouw vervangen door industriële en hun sociale programma’s afbouwen.
Macht, passieve revolutie en “groene economie”
Om macht, politiek en politieke economie centraal te stellen, halen we er best even de Italiaanse theoreticus Antonio Gramsci bij. Voor Gramsci oefenen de machtige groepen in een samenleving naast dwang altijd een bepaalde mate van “hegemonie” uit.
Hegemonie is, beknopt, politiek leiderschap dat macht kan uitoefenen doordat ze kan rekenen op voldoende actieve en passieve steun. Ze hoeven mensen niet te dwingen om naar hen te luisteren; mensen stemmen ermee in omdat ze zodanig vastgeroest zitten binnen een bepaalde manier van denken.
Een groep die machtsverandering wil, moet een eigen hegemonisch project doormaken, tot ze voldoende groepen aan zich kan binden om uiteindelijk zwaarder door te wegen dan de huidige machthebbers.
Wat Gramsci vooral interesseerde, was hoe machtige groepen in de moderne, liberale samenlevingen hegemonische crisissen – perioden van protest en kritiek – wisten te doorstaan.
Het antwoord, voor Gramsci, was het fenomeen dat hij “passieve revolutie” noemde. Dit is een proces waarbij de machtigen politiek leiderschap gebruiken om incrementele hervormingen door te voeren. Ze proberen daarbij economische activiteit – de basis van hun macht – te vrijwaren en groepen “van onderuit” te pacificeren en op te breken of uit elkaar te spelen.
De “groene economie”, waarmee we het klimaatbeleid sinds het begin van de jaren negentig bedoelen, kunnen we dan ook als passieve revolutie zien.
Vanaf de jaren zestig werd de negatieve ecologische impact van de moderne samenleving steeds duidelijker; publicaties over de impact van DMT, plastiekproductie, kernafval, ongebreidelde economische groei en natuurlijk de impact van broeikasgassen zelf leidden tot alternatieve economische modellen, zoals het concept “duurzame ontwikkeling”.
Maar vanaf de jaren tachtig begonnen beleidsmakers deze kritieken te deradicaliseerden en net in lijn te brengen met oude, dominante credo’s. Winstvrijwaring en het prioriteren van economische groei, en “nieuwe” credo’s zoals de “noodzaak” van besparingspolitiek voerden al snel de boventoon.
Het Belgische klimaatbeleid sloot vanaf het begin aan bij dit paradigma van de groene economie. Dit beleid erkent dat de huidige economie een negatieve impact heeft op het klimaat en dat winsten vaak nog primeren op sociale en ecologische bezorgdheden. Desondanks zouden we in de volgende decennia verder kunnen inzetten op economische groei en toch onze klimaatdoelstellingen kunnen halen. Meer nog, de sleutel tot de groene economie bestaat erin om sociale en ecologische bezorgdheden op gelijke hoogte te brengen met winstbejag (“People, Planet, Profit”).
Directe overheidsinterventies om bestaande activiteiten te verduurzamen, zijn afwezig in dit beleid. Dit ligt in lijn met de hedendaagse, dominante economische theorieën. Die stellen immers dat de capaciteit van de overheid om in te grijpen erg beperkt is of helemaal niet wenselijk. In plaats daarvan moet de overheid een kaderbeleid creëren dat concurrentie en winsten vrijwaart, maar eerder de private en publieke sector via allerlei stimulansen op weg naar duurzaamheid helpt.
Bijgevolg gebeurde in België hetzelfde als in andere westerse landen. Ons klimaatbeleid bestaat vooral uit het promoten van duurzaam beleid. Onze overheden verspreiden niet-bindende frameworks voor duurzaamheid, zoals de SDG’s, of promoten maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarbij bedrijven hun aanpak (iets) socialer of ecologischer maken.
In de mate dat de overheid wel concrete stappen onderneemt, gaat het om de inzet van wat we “marktmechanismen” kunnen noemen, zoals subsidies, koolstoftaksen en belastingvoordelen en het financieren van allerhande duurzame (piloot-)projecten.
Onrechtvaardigheid als fundamenteel obstakel
Door het westerse klimaatbeleid, zoals dat van België, te bestuderen door de lens van passieve revolutie, zien we al snel de centrale plaats van sociale onrechtvaardigheid in de crisis.
In de dertig jaar klimaatbeleid van de groene economie is ecologische degradatie verdergezet, terwijl de grootste vervuilers, ook in België, hier verder winsten op konden boeken en zelfs rijker werden. Tegelijk steeg de armoede en ziet de situatie voor de jonge middenklasse er vandaag heel wat anders uit dan die waarin hun ouders een generatie eerder verkeerden.
De rekening werd dus doorgerekend omgekeerd evenredig met rijkdom en verantwoordelijkheid. Simultaan heeft dit een heleboel obstakels opgeworpen. Veel mensen uit armere klassen staan nu vijandig of wantrouwig tegenover klimaatmaatregelen en kunnen daar geldige redenen voor opbrengen, zowel over de onrechtvaardigheid van wie de rekening betaalt, als het gebrek aan resultaat.
Zij geven ook het meeste aan dat ze duurzamere alternatieven niet kunnen betalen. Die duurzamere alternatieven blijven duur omdat ze niet op grote schaal worden uitgerold, maar moeten concurreren met de fossiele opties die de markt beheersen. Overal in onze samenleving, ook in de privésector natuurlijk, starten mensen allerlei duurzame(re) initiatieven en bedrijven op. Helaas weegt het niet op tegen de dominante economische activiteit die gewoon doorgaat of zelfs groeit.
Zo geraakt duurzame landbouw bijvoorbeeld niet van de grond, omdat zowat alle Belgische landbouwgronden inmiddels in handen zijn van grote, niet-duurzame industriële bedrijven, die niet verplicht noch gesteund worden om op duurzame landbouw over te schakelen.
De uitstoot in het verkeer daalt eveneens niet. In de plaats van de productie van wagens te beperken en een switch naar toegankelijk openbaar vervoer te faciliteren, kiezen overheden ervoor om de winsten van autofabrikanten te laten primeren en laten ze het openbaar vervoer verder afbouwen. Dergelijke tegenstellingen en obstakels kunnen we voor zowat elke sector opsommen.
Het Belgische klimaatbeleid hanteert de klimaatdoelstellingen van Parijs die, onder invloed van machtige actoren, zijn opgesteld om de meest vervuilende landen en de grootste winsten zo weinig mogelijk te doen bijdragen. De doelstellingen, zoals “55% reductie tegen 2030” en “net-zero tegen 2050”, zijn bijvoorbeeld niet bindend voor misschien wel het merendeel van alle vervuilende activiteit.
Zo gelden ze niet voor de internationale scheepvaart naar België, noch voor een groot deel van de luchtvaart, noch voor alle sectoren die onderhevig zijn aan het ETS, het Europese Emissiehandelssysteem. Nochtans zijn die sectoren goed voor zowat 40% van de Belgische uitstoot.
Ook op mondiaal vlak vormt onrechtvaardigheid het voornaamste struikelblok. Natiestaten van het Globale Zuiden kunnen door hun schuldrelaties tegenover het Westen geen klimaattransitie financieren en doordat hun primaire sector grotendeels in handen is van westerse investeerders voor de verscheping van hun grondstoffen naar het Westen.
Bovendien komen de rijkste en meest vervuilende landen hun beloften nog steeds niet na wat betreft financiële steun aan het Zuiden voor de transitie, noch wat betreft hun belofte om, gezien hun grotere uitstoot, hogere doelstellingen dan de rest van de wereld na te streven.
Eén jaar verder: meer passieve revolutie?
Op 31 oktober 2021 begon de zesentwintigste klimaatconferentie van de VN (COP26). Aan de vooravond van de conferentie regent het bewijzen dat de huidige klimaatdoelstellingen en -plannen onvoldoende zijn om de desastreuse gevolgen van klimaatverandering af te wenden. Nochtans is het effectief mogelijk om dit wel te doen [1][2][3].
Verder bevestigden wetenschappers dat 1.5°C opwarming de uiterste veilige grens is; veel minder dan de 3°C waar we nu heen gaan. Daarbij zijn de uitstootreducties tegen 2030, waarover de COP moest beslissen, allesbepalend.
Zoals elke voorgaande conferentie begon ook deze met onvoldoende ambities. En zoals elke voorgaande conferentie zwakten interventies van machtige belangen deze ambities stelselmatig af. Ditmaal waren er bijvoorbeeld meer dan 500 lobbyisten van de fossiele economie aanwezig; meer dan het dubbele van vertegenwoordigers van landen waar de klimaatsverandering al hard toeslaat [4][5][6].
De conferentie draaide uit in een zesentwintigste schandaal. De belangrijkste stap was louter discursief: de erkenning dat het om 1.5°C gaat en dat 2030 bepaalt of 1.5°C mogelijk zal zijn. Maar precies wat de conferentie met woorden erkent, is wat het dan besluit om niet met daden te proberen: het eindakkoord is helemaal niet in lijn met 1.5°C, maar zal ons over het kantelpunt van 2°C brengen; en dat als overheden alle beloftes van het akkoord waarmaken, terwijl ze hier niet bepaald een trackrecord van hebben.
Maar zelfs als ze het nu wel doen, resulteren deze plannen in een uitstoot tegen 2030 die dubbel zo hoog ligt dan wat nodig is om 1.5°C een kans te geven [7]. Ze creëerden nieuwe achterpoortjes en vervingen de phase-out van fossiele brandstoffen door een vage phase-down. De hulp voor het Globale Zuiden blijft bovendien tekortschieten [8][9][10], en hun stemmen (alsook die van ngo’s) waren zwaar ondergerepresenteerd op de conferentie [11][12].
De Vlaamse overheid koos er opnieuw voor om in de eerste plaats de grote vervuilers in binnen- en buitenland te representeren, eerder dan de bevolking in haar geheel. Ze blokkeerde actief de Vlaamse en Belgische ambities [13] en dacht een klimaatplan uit dat volledig in lijn ligt met eerdere plannen: de productie van fossiele wagens mag nog vele jaren doorgaan; miljoenen wagens wil ze vervangen door miljoenen andere – dan wel elektrische; ze reikt geen oplossing voor de landbouw aan; eist geen extra lasten voor de rijksten en ga zo maar verder [14][15].
In het kort
Waarom staat België er na dertig jaar klimaatbeleid slechter voor dan ooit?
Het antwoord is dat het beleid de vorm heeft aangenomen van een passieve revolutie: de macht van de machtigen stoelt precies op die economische activiteit die de klimaatcrisis produceert. De klimaatcrisis vermijden vereist bijgevolg minstens een enorme inkrimping van hun macht.
Deze machtige actoren kunnen wel degelijk een beleid implementeren dat de problematiek aanpakt, maar kiezen in de plaats voor een beleid dat op alle mogelijke manieren hun macht vrijwaart.
Referenties
[1] Reville, William (20 april 2021). “Aggressuve de-growth needed to avoid climate nightmare.” The Irish Times. https://www.irishtimes.com/news/science/aggressive-de-growth-needed-to-avoid-climate-nightmare-1.4542632.
[2] Neuman, Scott (4 november 2021). “Earth has 11 years to cut emissions to avoid dire climate scenarios, a report says.” NPR. https://www.npr.org/2021/11/04/1052267118/climate-change-carbon-dioxide-emissions-global-carbon-budget?t=1636552472216.
[3] UN News (26 oktober 2021). “Vague’ net zero promises not enough: planet still on track for catastrophic heating, UN report warns.” https://news.un.org/en/story/2021/10/1104012.
[4] Corbett, Jessica (8 november 2021). “First draft of COP26 decision text slammed as ‘love letter’ to fossil fuel industry.” Common Dreams. https://www.commondreams.org/news/2021/11/08/first-draft-cop26-decision-text-slammed-love-letter-fossil-fuel-industr.
[5] Greenpeace International (8 november 2021). “Glasgow first draft text revealed: ‘expectionally weak’ with no mention of fossil fuel phase-out – Greenpeace response. https://www.greenpeace.org/international/press-release/50582/glasgow-first-draft-text-revealed-exceptionally-weak-with-no-mention-of-fossil-fuel-phaseout-greenpeace-response/.
[6] McGrath, Matt (8 november 2021). “COP26: Fossil fuel industry has largest delegation at climate summit.” BBC. https://www.bbc.com/news/science-environment-59199484.
[7] Climate Action Tracker (9 november 2021). “Glasgow’s 2030 credibility gap: net zero’s lip service to climate action.” https://climateactiontracker.org/publications/glasgows-2030-credibility-gap-net-zeros-lip-service-to-climate-action.
[8] Harvey, Fiona; Carrington, Damian en Brooks, Libby (13 november 2021). “Cop26 ends in climate agreement despite India watering down coal resolution.” The Guardian. https://www.theguardian.com/environment/2021/nov/13/cop26-countries-agree-to-accept-imperfect-climate-agreement.
[9] Jackson, Lagipoiva Cherelle (15 november 2021). “Cop26: Pacific delegates condemn ‘monumental failure’ that leaves islands in peril.” The Guardian. https://www.theguardian.com/world/2021/nov/15/cop26-pacific-delegates-condemn-monumental-failure-that-leaves-islands-in-peril.
[10] De Bodt, Filip (14 november 2021). “COP 26: de trein der traagheid op weg naar de hel.” Climaxi. https://www.climaxi.be/nieuws/cop-26-de-trein-der-traagheid-op-weg-naar-de-hel.
[11] Lakhani, Nina (3 november 2021). “A continuation of colonialism: indigenous activists say their voices are missing at COP26.” The Guardian. https://www.theguardian.com/environment/2021/nov/02/cop26-indigenous-activists-climate-crisis.
[12] Smith, Lauren Boritzke (9 november 2021). “Frustrations over voices unrepresented in formal COP26 talks.” Yale Climate Connections. https://yaleclimateconnections.org/2021/11/frustrations-over-voices-unrepresented-in-formal-cop26-talks.
[13] Brinckman, Bart (10 november 2021). “Vier klimaatministers, maar geen klimaatbeleid.” De Standaard. https://www.standaard.be/cnt/dmf20211109_97709500.
[14] Baert, Denny & Belga (4 november 2021). Vlaamse regering heeft (eindelijk) klimaatplan: 40 procent minder uitstoot door elektrisch rijden en huizen renoveren. https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2021/11/04/klimaatplan/.
[15] Climaxi. (5 november 2021). Vlaams copje onder: naar een asociaal klimaatbeleid. https://www.climaxi.be/nieuws/vlaams-copje-onder-naar-een-asociaal-klimaatbeleid.
Over Jan Delaeter
Momenteel woon ik in Gent, maar oorspronkelijk ben ik van Oostende. Ik studeerde eerst geschiedenis en werkte een jaar als leerkracht Engels en één jaar als leerkracht Nederlands in het volwassenonderwijs (CVO Brussel).
Ik begon echter steeds ongeruster te worden over de klimaatcrisis en wou een manier vinden om dit te bestuderen. Daarom begon ik de master-na-master opleiding Conflict & Development (afstudeerrichting van Politieke en Sociale Wetenschappen), waarvan deze thesis het resultaat is.
Eigenlijk is mijn onderzoek een poging om begrijpelijk te maken hoe we de blijvende ernst van de klimaatcrisis kunnen begrijpen desondanks alle nuances. Daarmee bedoel ik, ondanks alles wat er gebeurt aan klimaatbeleid of initiatieven vanuit de bedrijfswereld of de rest van de burgersamenleving.
Het concept passieve revolutie laat toe een scherpe kritiek te brengen van een systeem zonder evenwel nuance te verliezen, precies doordat het nuance centraal stelt in de analyse: het concept "passieve revolutie" erkent het bestaan van alle 'goede' dingen die worden verwezenlijkt, maar wijst erop dat deze hervormingen niet opwegen tegen de ecologische degradatie die ondertussen blijft plaatsvinden, en op hoe die twee fenomenen (hervormingen en verdere degradatie) met elkaar verbonden zijn.